Sam vuurde. Het zwevende beest werd vol geraakt door de lichtstralen, maar de vuurballen werden naar alle kanten teruggekaatst en lieten in smallere stralen het water verdampen.
‘Dekka!’ riep Sam.
Ze schakelde de zwaartekracht onder het vliegende insect uit zodat het plotseling omhoogschoot, gevolgd door een fontein van opstijgend water.
Maar het had geen zin. Meer beesten spreidden hun kakkerlakachtige vleugels en vlogen stuntelig naar de boot.
Sam vloekte. Hij gooide de boot in de versnelling en draaide aan het stuurwiel. De boot raasde naar het midden van het meer.
De monsters probeerden achter hen aan te komen, maar het waren insecten, geen adelaars, en ze vlogen schokkerig en onbeheerst.
‘Misschien kan ik ze pletten,’ zei Jack boven het gebrul van de motor uit.
‘Hij denkt dat hij dat kan,’ merkte Toto op.
‘Maar ik vind ze eng.’
‘Dat is ook waar,’ zei Toto.
‘Ja, dat kon ik wel raden,’ riep Sam terwijl ze weer een voorbijschommelend insect ontweken.
Ze zouden de beesten misschien wel eeuwig uit de weg kunnen blijven gaan, maar toen Sam de benzine controleerde hadden ze nog maar een achtste tank over.
In de benzinetank op de steiger zat een handpomp. Maar Drake zou hen heus niet laten stoppen om bij te tanken.
‘We hebben brandstof nodig,’ zei Sam.
Hij voer weg van de haven en bleef dicht bij de oever, in de hoop dat Drakes griezelige leger hen achterna zou komen. Ze waren sneller over land dan in de lucht, dus ze vlogen op hun maffe hommelmanier terug naar de wal.
Hij keek achterom en zag dat Drake de beesten aanspoorde. Lopend waren ze snel en ze schoten vooruit op hun insectenpoten. Maar ze waren niet zo snel als de boot. Sam gaf vol gas en bleef ze voor.
‘Slaan we op de vlucht?’ vroeg Toto.
‘Ja,’ snauwde Sam.
‘Dat is niet waar.’
‘Houd jij ook wel eens je mond?’ vroeg Sam boos. ‘We zijn sneller dan zij. Dus we lokken ze weg, varen terug en zijn eerder dan zij bij de haven.’
‘En dan?’ vroeg Dekka.
‘Dan tanken we bij en blijven eeuwig rondvaren,’ zei Sam.
‘Goed plan,’ zei Dekka.
‘Op een gegeven moment wordt Drake vanzelf Brittney. Dan maken we misschien een kans.’
Het duurde niet lang voor ze in volle vaart de andere kant van het meer bereikt hadden. De enorme kakkerlakken zwermden langs de oever en haastten zich gretig om hen in te halen. Er vloog er geen een meer door de lucht.
‘Waar is Drake?’ vroeg Jack.
Sam tuurde naar het insectenleger. Drake was nergens te bekennen. Sam zette de motor uit om benzine te sparen voor de wilde tocht terug naar de haven. In de plotselinge stilte hoorde hij nog een motor.
Een gestroomlijnde boot met twee grote buitenboordmotoren liet het water opstuiven en kwam met een hard geraas op hen af.
De insecten op de kant. Drake op het water.
‘Als hij een wapen heeft zitten we in de problemen,’ zei Dekka.
‘Hij heeft geen wapen nodig,’ zei Sam grimmig. ‘Hij kan ons rammen. Hij kan niet dood, wij wel.’
‘Wat moeten we doen?’ vroeg Jack. Toen, in paniek: ‘Wat moeten we doen?’
Dekka legde een kalmerende hand op zijn schouder. ‘Rustig maar.’
Sam bestudeerde de oever, controleerde de benzinevoorraad, wierp een blik op zijn twee vrienden en keek toen onderzoekend naar Toto.
‘Zeg, denk je dat jij kunt tanken?’
Toto keek weg en speelde de vraag door aan het denkbeeldige Spider-Man-hoofd. ‘Kan ik tanken?’ Toen hij blijkbaar een antwoord hoorde, zei hij: ‘Ja.’
Sam startte de motor. Hij draaide aan het roer en wachtte, wachtte terwijl de boeggolf van Drake steeds groter werd.
‘Jack. Pak die bootshaak. En ga klaarstaan.’
‘Waarvoor?’
‘Ken je die film waarin Heath Ledger een ridder speelt?’
‘Niet zijn beste rol,’ zei Dekka.
‘Klopt,’ beaamde Toto.
‘Hou je vast,’ waarschuwde Sam. Hij zette de motor in de versnelling, duwde de gashendel helemaal naar voren en vloog op Drake af.
Lana rende niet – daar was ze te moe voor, en bovendien had Howard het vast niet goed gezien. Turk en Lance waren er in elk geval heilig van overtuigd dat ze Albert hadden vermoord. Terwijl hij daar lag, gillend van de pijn onder Lana’s genezende handen, bleef Lance maar dingen brabbelen over vergeving en zeggen hoe erg hij het vond voor Albert, ondertussen biddend dat hij gered zou worden. ‘Turk heeft het gedaan, ik niet!’ had hij geroepen, en zijn bloederige, kapotgeschoten wang had met elk woord meegeflapperd terwijl de stromende regen het bloed naar de vloerbedekking onder zijn hoofd spoelde.
Lana had Turk en Lance grotendeels genezen. Ze zouden in elk geval niet doodgaan. Ze had er het nut niet echt van ingezien: het waren klootzakken en op een dag zou iemand alleen maar weer een nieuwe poging moeten doen om ze te vermoorden. Maar waarschijnlijk was het niet aan haar om daarover te beslissen. Ze was slechts een speler in de gekte.
Ze had haar kans gemist om de gaiaphage te vernietigen en een held te worden. En het was haar niet gelukt om het virus tegen te houden dat nu al negen doden had geëist. In plaats daarvan had ze een stel eikels gered. Petje af voor Lana.
Howard en zij troffen Albert precies zo aan als hij had gezegd: met zijn rug tegen de muur.
Lana zag akelig veel bloed. Een kleine, plakkerige zee om Albert heen.
‘Hij is niet meteen gestorven,’ merkte Lana op. ‘Dode mensen bloeden niet zo erg. En zie je hoe vies die muur is? Hij zat rechtop.’ Ze knielde en legde haar vingers in zijn hals. ‘En toen is hij gewoon in elkaar gezakt en doodgebloed.’
Het was overduidelijk. Hij had een kogelgat in zijn gezicht. En een nog groter gat in zijn achterhoofd waar de kogel er weer uit was gekomen. Het zag eruit alsof een of ander wild dier een slordige hap uit zijn schedel had genomen.
‘Ik kan geen doden tot leven wekken,’ zei Lana.
‘Nee, wacht,’ zei Howard. Hij knielde naast haar neer en duwde een ooglid omhoog. Het was donker en er was niet veel licht waar een pupil op kon reageren. Dus viste Howard een aansteker uit zijn zak en liet hem opvlammen.
Lana trok haar wenkbrauwen op. ‘Doe dat nog eens.’
Howard duwde het andere ooglid omhoog. Ook die pupil reageerde.
‘Huh,’ zei Lana.
Ze zette haar beide handen tegen Alberts hoofd. Nadat ze zo een paar minuten was blijven zitten, boog ze zijn hoofd naar voren om het afschuwelijke gat in zijn achterhoofd te bekijken. Rond de rafelige, gescheurde randen groeide het vlees terug.
‘Die jongen is niet dood,’ zei Howard.
‘Hij komt verdomd dicht in de buurt,’ zei Lana. ‘Maar nee, hij is niet dood. En dit soort dingen kan ik tenminste genezen.’
‘Hij staat bij me in het krijt,’ zei Howard.
‘Je bent van lotje getikt, Howard, zou mijn vader zeggen,’ zei Lana. ‘Echt van lotje getikt.’
‘Je zegt toch wel tegen Albert dat ik je heb gehaald, hè? Zeg je dat ik je heb gehaald?’
‘Hoezo? Ga je weg?’
Howard stond op. ‘Ik moet Orc zoeken. Ik heb net bedacht waar hij heen is gegaan.’
Lana ging wat gemakkelijker zitten. Patrick liep weg om het huis op etensrestjes te doorzoeken.
‘Denk erom, als je iets vindt moet je het delen!’ riep Lana haar hond na.
De twee boten stoven op elkaar af.
Nog zes seconden voor de botsing.
Sams hersenen draaiden op volle toeren. Drake zou weten dat hij blufte. Drake was niet bang voor een botsing, hij zou weten dat Sam blufte en hij zou verwachten dat Sam plotseling opzij zou zwenken.
Nog vier seconden.
‘Jack!’ riep Sam. ‘Ga op de boeg staan!’
‘Hè?’
‘Nu!’ brulde Sam.
Jack sprong in één keer van de achtersteven naar de boeg. Hij hield de bootshaak vast als een lans. Alsof hij echt een ridder was. Hopelijk had Drake het gezien.
Eén seconde.
‘Gooien, nu!’ schreeuwde Sam.
Jack gooide de haak weg met alle wanhopige, bovennatuurlijke kracht die hij in zich had.
Sam had niet verwacht dat de haak Drake zou doorboren – en dat deed hij ook niet. Maar zelfs een niet te vermoorden moordenaar had instincten, en Drake dook instinctief in elkaar, zodat de bootshaak zonder schade aan te richten over zijn hoofd vloog.
Sam had het roer al omgedraaid.
Ze schoten langs Drakes boot; hun boeggolf spatte eroverheen en zij werden kletsnat van de zijne.
Dekka grijnsde naar Toto. ‘Kijk, daarom is Sam dus Sam.’
Het kostte de woedende Drake tien seconden om zijn boot te keren en de achtervolging in te zetten.
De insecten waren zelfs nog trager. Inmiddels renden ze terug langs het water, maar Drake en de insecten zouden geen van beide eerder bij de jachthaven zijn dan Sam.
‘Goed,’ schreeuwde Sam boven het gebonk van de motoren uit. ‘Toto, als we er zijn ga jij als een bezetene tanken, oké? Ik laat zien hoe het moet. Maar Drake zal snel achter ons aan komen en misschien probeert hij ons wel te rammen. Dus Jack? Ga klaarstaan met Dekka.’
‘Wat moeten we doen?’
‘Hou je vast!’ riep Sam. Hij richtte de boot naar de steiger en gooide hem toen in zijn achteruit – het water kolkte, de motor brulde en de boot kwam met een schurend geluid tot stilstand bij de benzinepomp.
Sam greep Toto vast en duwde hem hardhandig de steiger op.
‘Dekka! Bind de boot vast.’ Hij haakte de handpomp los, duwde het uiteinde in de benzinetank en legde Toto’s handen op de pomp. ‘Op en neer, op en neer, en pas ophouden als ik het zeg.’
Sam rende naar het uiteinde van de steiger. Drake kwam op hen af gescheurd. Sam keek naar links en rechts tot hij gevonden had wat hij zocht. Een lage zeilboot. Daar zou het wel mee lukken.
‘Dekka! Laat die boot zweven!’
Dekka stak haar handen omhoog en de boot kwam los van het water. Hij hing druipend boven hun hoofd en zakte scheef, zodat Sam een ogenblik bang was dat hij om zou klappen en ze door de mast verpletterd zouden worden.
‘Oké, Jack. Je hebt gemist met de bootshaak. Probeer deze eens!’
Jack moest Dekka’s veld omzeilen, waardoor hij heel even struikelde en bijna in het water viel. Sam pakte zijn hand en trok hem overeind.
Jack liep zes meter achteruit, haalde diep adem en rende recht op de boot af die nu boven het uiteinde van de steiger zweefde.
Sam genoot van het moment waarop hij aan Drakes blik kon zien dat het hem ineens begon te dagen.
Jack stormde naar voren, sprong omhoog en gaf een klap tegen de achtersteven van de zeilboot.
De boot vloog naar voren en wentelde woest door de lucht. Niet ver – een meter of tien maar voor hij ontplofte omdat Sam hem met zijn lichtstralen bestookte.
De boot viel, klapte op het water en Drakes boot voer er in volle vaart tegenop.
Beide boten werden verbrijzeld. Brandende houtsplinters vlogen in het rond, stukjes van de metalen reling en grote stukken van de motor tolden en vielen als granaatscherven om hen heen op de grond.
Toto gilde het uit van pijn. Hij was geraakt in zijn heup en bloedde en gilde, en pompte niet meer.
‘Jack! Pompen! Dekka, ga Toto halen.’
Sam sprong terug in de boot en begon brandende stukken puin overboord te smijten.
‘Wees dood, wees dood,’ mompelde hij binnensmonds.
Er klonk een plotselinge knal en Sam voelde een felle pijn. Er verscheen een rode striem op zijn arm.
Drake hield zich met zijn echte arm aan de steiger vast en wierp zijn zweephand naar achteren om opnieuw uit te halen.
Sam vuurde. Miste. Won twee seconden toen Drake weer onderdook in het golvende water.
Hij keek even naar de oever. De beesten stormden over de parkeerplaats, krioelden op en rond de auto’s, zouden er binnen een paar seconden zijn. Nu of nooit.
‘Genoeg! Terug in de boot!’
Dat hoefde hij geen twee keer te zeggen. Toto en Jack waren het eerst aan boord. Dekka struikelde tijdens het rennen, gaf een klap tegen haar buik, en heel even dacht Sam dat ze door iets geraakt was.
Drake kwam weer boven en zijn zweephand sloeg Jack. Jack loeide en greep naar de tentakel, maar kreeg hem niet te pakken.
Sam liet de motor razen, maar hij was het aanlegtouw vergeten. De boot brulde, schoot naar voren en rukte de bolder uit de steiger. De weerstand was genoeg om de boot met een ruk te laten keren.
Hij knalde tegen een andere aangelegde boot op en iedereen tuimelde over elkaar heen.
Tegen de tijd dat Sam was bekomen van de schrik lag Drakes hand op het dolboord en zwiepte zijn zweep als een bezetene door de boot, waarbij hij Jack nog een keer raakte en Toto ook.
Sam gooide de boot in z’n achteruit, gaf gas, draaide aan het roer en plette Drake tussen de boot en de steiger.
Toen schakelde hij en scheurde ervandoor. Drake bleef vloekend achter in het water terwijl de insecten met in de lucht happende kaken over de steiger renden.
Sam voer naar het midden van het meer en zette de motor uit. De benzinemeter gaf net iets meer dan een kwart tank aan. Voorlopig was het genoeg. Maar ze waren niet ongeschonden uit de strijd gekomen: Toto gilde het uit van de pijn.
‘Hij is behoorlijk toegetakeld,’ meldde Dekka. ‘Maar hij overleeft het wel.’
Ze tilde Toto’s shirt op en liet Sam een akelige wond zien. ‘Jack, kijk eens of er een verbanddoos aan boord is.’
Sam was opeens heel erg moe en zakte in elkaar. ‘Gaat het?’ vroeg hij aan Dekka.
Ze gaf geen antwoord.
Hij keek haar onderzoekend aan. ‘Dekka?’
Ze leek misselijk en beet op haar lip. ‘Sorry dat ik het allemaal nog erger maak, baas,’ zei ze. Toen trok ze haar eigen shirt omhoog en Sam zag hoe de piepkleine kaken door haar huid staken.
De schemering viel in en het werd nacht terwijl de boot zachtjes op de golven deinde.